Een reis terug in de tijd (C) 2000
Ruim vijfendertig jaar heb ik de zeeën bevaren, veel gezien van de wereld maar altijd toch wel een beetje eenzijdig. Ik bedoel, altijd lag je met je schip in een havenstad en zag je vaak alleen het centrum en wanneer je goed je best deed misschien nog wel iets van de onmiddellijke omgeving. Nu wilde ik wel eens iets anders. Ik had vrije tijd genoeg en toen een oud-collega enthousiast terug kwam van een reis naar China was mijn belangstelling meteen gewekt.
Even zoeken op het internet en al snel kwam ik het woord Trans-Siberië Express tegen. Een trein… ik was gelijk verkocht dus gingen ik op onderzoek uit.
Iedere keer wanneer we een reisbureau binnenstapten en onze specifieke wensen kenbaar maakten werden we telkens verwezen en uiteindelijk eindigden we iedere keer bij een klein reisbureau genaamd Tiara TOURS International. Toen ik dan ook hun internet site opzocht en daar een uitgebreid verslag zag staan van de Trans-Siberië Express door Chris Oomes geschreven, inclusief foto’s, werd mijn belangstelling steeds groter. Na enige tijd ontving ik de opgevraagde informatie en een CD- rom. Maar ja, er waren zoveel mogelijkheden m.b.t. de arrangementen waaruit je kon kiezen dat er nog veel nagedacht en uitgeplozen moest worden.
Zoals gezegd tijd was van ondergeschikt belang en juist het reizen met de trein trok mij aan. De reis zou gaan van Moskou naar Beijing of te wel het voormalige Peking. Nu we toch in Rusland waren besloten we dat we de culturele stad bij uitstek, St. Petersburg (het voormalige Leningrad) niet mochten overslaan. En gezien het gegeven dat de Trans Siberië Express helemaal om Mongolië heen rijdt kozen we voor de Trans Mongolië Express die gaat namelijk vanaf het noorden dwars door Mongolië naar de hoofdstad Ulan-Baatar en via de Gobi-woestijn door naar China.
En als we dan toch eenmaal in China waren konden we net zo goed een bezoek brengen aan dat beroemde Terra-Cotta leger in Xian zo’n 1400 km verderop.
RUSLAND
Nu had ik best wel eens eerder gevlogen in mijn leven, een uurtje naar Londen in een oude DC10, maar tijdens de vlucht naar St. Petersburg, zo’n twee uur, zat ik toch wel een beetje krap en de luchtturbulentie was nu niet bepaald plezierig te noemen dus we waren al lang blij dat de kale en onherbergzame omgeving van het oude sjofele vliegveld en de stad in zicht kwamen.
Nu waren we van te voren gewaarschuwd dat het nogal lang kon duren bij de douane en grenspolitie en dat er een hoop gedoe zou zijn met de paspoortcontrole dus toen we de hal binnen liepen van het vliegveld zakte de moed mij in de schoenen. Wat een drukte. Drommen mensen stonden voor de hokjes maar tot onze verbazing waren we er in een klein half uurtje doorheen en konden wij even later, door eerst nog door een wachtende menigte te worstelen, naar de bus lopen.
Een charmante Nederlands sprekende gids stond met haar bordje ‘Tiara’ op ons te wachten en toen de laatste van het gezelschap ingestapt was vertrokken wij voor een uitgebreide rondrit door de stad. Nieuwsgierig bekeken we het gezelschap, wat bestond uit 18 mensen van uiteenlopende leeftijden en vroegen ons af of het allemaal wel zou klikken. Maar iedereen had er zin in en met veel interesse keken we naar buiten. De stad was qua stratenplan ingericht in strakke brede wegen (prospects) die weer gekruist werden door kleine zijstraten. Veel bruggen waren er te zien met name over de talrijke grachten. Ook werd er langs de rivier de NEVA gereden Deze slingert zich door de stad en wordt nog altijd gebruikt als belangrijke vervoersweg. Aan beide oevers liggen de prachtige zomer en winterpaleizen van de voormalige tsaar en tsarina, bijvoorbeeld die van Peter de Grote en natuurlijk Elizabeth. Deze worden nu gebruikt als museum, wie kent niet de wereldberoemde Hermitage. Daar hangen meer Rembrandt’s en van Gogh’s dan hier in Nederland. Ook reden we langs het enorme gemeentehuis en bewonderden we de gouden koepel van de St. Isaac Kathedraal. We passeerden de Petrus en Paulus vesting waar de Petrus en Paulus kerk te bezichtigen is, ook is daar de beroemde gevangenis waarin vele belangrijke figuren uit de geschiedenis van Rusland gevangen hebben gezeten. Onder andere heeft de schrijver en dichter Poetskin daar vast gezeten
Van afstand ziet het er allemaal prachtig uit maar hoe dichter je er bij komt dan zie je pas hoe verwaarloosd alles is. Dat geldt eigenlijk voor de hele stad. Ook de wegen zijn nodig aan onderhoud toe. De reden daarvan is dat nu de lente begonnen is en nu alle sneeuw weg is zijn alle kapot gevroren wegen en straten weer zichtbaar zijn. De schade die de vorst toebrengt is ieder jaar weer enorm, alles moet weer gerepareerd worden Dit ritueel herhaalt zich ieder jaar alleen het probleem is dat de achterstand in het onderhoud steeds groter wordt.
Onze reisleidster stelt zich voor als Marina en de volgende dag bezoeken we nog een klooster met een prachtige blauwe koepel. In de namiddag stond er een rondvaart door de grachten op het programma wat ons een heel andere kijk op de gebouwen gaf. We voeren onder meer langs het sterfhuis van Poetskin op wie tot de dag van vandaag de inwoners van St. Petersburg erg trots zijn.
’s-Avonds waren we in de gelegenheid om een bezoek te brengen aan een balletuitvoering in het schitterende circustheater van de Hermitage. Ik ging voor het eerst van mijn leven naar een ballet en tot mijn eigen verbazing bracht de combinatie een verzorgd ballet (Gisela), een prachtig orkest (het State Symfonie Orkest van St. Petersburg) en een schitterende entourage mij tot onverwachte ontroering.
Zoals verwacht was het hotel van redelijke kwaliteit en gelukkige was het niet al te koud, men is namelijk gewoon om de stadsverwarming per 1 mei af te sluiten. Mocht het daarna vriezen dan heb je gewoon pech. De service die gegeven wordt is naar Russische begrippen goed alhoewel wij daar anders over denken. Ach dat weet je wanneer je deze kant uit komt. Er zullen nog wel een paar generaties over heen gaan voordat het op een acceptabel niveau is. Het probleem is dat dit ze niet geleerd wordt. Er is gewoon niemand die ze kan bijsturen. En eerlijk is eerlijk men doet goed zijn best om het ons naar de zin te maken.
De volgende dag bezochten we twee kathedralen, de eerste is de kathedraal voor zeelieden en de ander is uitgevoerd in prachtige diverse kleuren. Hij is gebouwd in de tijd van Alexander de tweede (1818 – 1881) Wat alleen schrijnend was dat bij alle pracht en praal die een zekere rijkdom weerspiegelde je meteen buiten de kerk overspoeld werd door bedelaars en afschuwelijk uitziende oorlogsslachtoffers,
In de middag werd een bezoek gebracht aan de Hermitage.
Het woord moet nog worden uitgevonden om de Hermitage zo te kunnen omschrijven dat het goed tot zijn recht komt. Wat een overdaad aan rijkdom en goud. Voor een groot deel waren de paleizen gerestaureerd nadat veel tijdens de revolutie van 1917 vernietigd was. Ook tijdens de tweede wereldoorlog werd een groot deel verwoest. Wanneer je de foto’s bekijkt en ziet hoe het er nu bijstaat dan kan je niet anders zeggen dat de Russen een ongelooflijke prestatie geleverd hebben. Gelukkig had men in die tijd alle kunstschatten in veiligheid kunnen brengen zodat wij nu twee uur lang konden genieten. Prachtige werken van Rembrandt, van Gogh, Rodin, Cézanne, Rubens enz. Enorme gobelins hingen te stralen van schoonheid en de speciale expositie van de eieren van Fabergé was overdonderend.
Met pijn in ons hart verlieten wij het museum met het besef dat wanneer we een hele dag hadden gehad we nog tijd te kort zouden komen. Daarna hebben we heerlijk een paar uur kunnen slenteren door St. Petersburg waarna we na het diner in een speciaal theater vergast werden op een culturele avond. We konden genieten van een jongere uitvoering van Iwan Rebroff en prachtige zang- en dans groepen.
Na deze geslaagde avond werden we door Marina keurig op de trein gezet naar Moskou. Ze was zo druk met allerlei dingen te regelen dat ze op het laatste moment nog zelf uit de al rijdende trein moest springen.
In het vliegtuig vanuit Amsterdam hadden we al kennis gemaakt met twee jonge jongens die allebei iets jonger waren dan onze eigen zonen. Het waren twee opgewekte spontane gasten en het klikte al snel tussen ons. Toen dan ook bleek dat we precies dezelfde combinatie van arrangementen hadden geboekt besloten we zo’n beetje bij elkaar te blijven en dat we in ieder geval bij onze treinreizen gezamenlijk in dezelfde coupé zouden kruipen.
Dus zo gezegd zo gedaan. Nou daar hebben we geen spijt van gehad. Ze ‘spoorden’ allebei voor geen meter maar hadden het hart wel op de juiste plaats zitten.
Het was wel even wennen met bepaalde dingen. Wanneer wij steeds zaten om te rekenen van Nederlands geld naar roebels deden zij dat in flessen bier. Maar ja alles went.
In ieder geval hebben we in de nachttrein naar Moskou nauwelijks geslapen. Daarvoor gebeurde er teveel. De jongens vonden het verstandig dat wij boven gingen slapen zodat zij nog even een biertje konden drinken. Helaas voor hen waren wij al vroeg wakker(zes uur) en konden zij vroeg opstaan… gniffel gniffel. Ze besloten meteen dat ze dat de volgende keer anders zouden doen. Ze gingen wel naar boven… konden ze langer uitslapen.
Het was wel heel apart om in de trein te bivakkeren. Dat beloofde nog wat straks als we er lang in zitten. Onze bagage konden we net kwijt en qua ruimte hield het niet over maar we waren wel wat gewend. Het leek een beetje op kamperen dus improviseren was ons niet vreemd.
De volgende ochtend ongewassen naar het hotel en toch nog onverwacht snel hadden we onze kamer op de 27e verdieping. Werkelijk een prachtig uitzicht over Moskou. Eerst even een douche gevolgd door een slecht ontbijt en toen met de metro naar het Kremlin. Wat een ramp… we hadden ons niet gerealiseerd dat we ook niets konden lezen. Het Cyrillic Alfabet is voor ons net Swahili. Laat staan de mogelijkheid om je verstaanbaar te maken. Elke rus die we even aanschoten voor wat informatie was best bereidwillend maar niet één sprak Engels.
Maar met behulp van vriendelijke russen en non-verbale communicatie bereikten we toch nog het Rode Plein, het Kremlin en het mausoleum van Lenin. We hebben nog even het gemeentehuis van Moskou aan de buitenkant bewonderd.
Maar wat een diepe indruk maakte was de voormalige KGB Loebjanka-gevangenis, wanneer je er even bij stilstaat hoeveel mensen daar gezucht en geleden hebben…
In de namiddag zijn we even in de lobby van het hotel gaan zitten om ons nieuwe reisgezelschap te verwelkomen, daarna aan het diner wat werd gevolgd door een avondrondrit.
De volgende ochtend vroeg werden we met een bus uitgebreid door de stad gereden. Dat was wel leuk want zo kwam je wel op plaatsen waar je nog nooit van gehoord had. Regelmatig kon je er even uit om wat foto’s te maken. Zo zagen we het schitterende standbeeld ter ere van Peter de Grote. Ook het Witte Huis sprak ons wel aan, ik zie Boris Jeltsin nog staan boven op zijn tank. Was dat niet in 1991?
Via een souveniersmarktje recht tegen over de universiteit bereikten we een uitkijkpost van waaruit we een schitterend uitzicht hadden over Moskou. Later op de dag hebben we het gezelschap op het Rode Plein verlaten en hebben we lekker in ons uppie gezworven door Moskou. We hadden op een bepaald tijdstip afgesproken op het metrostation KIEVSSKAJA en na een paar maal vragen waren we precies op tijd op het perron. Alleen de gids was er niet, wel een paar gestresste medereizigers die in een druk gesprek gewikkeld waren met een knappe Russische. Na wat heen en weer geloop arriveerde de gids met veel excuses en konden we naar het Ikonenmuseum.
Werkelijk een schitterende collectie alleen duurde het bezoek veel te kort. Maar ja, je kan niet alles hebben. Na het diner vertrok het gezelschap naar het station. De trein naar China zou om 21.10 uur vertrekken dus was het zaak om op tijd aanwezig te zijn. En dat was maar goed ook want wat een drukte in het station, ook op de perrons kon je nauwelijks uit de voeten. We vielen wel op hoor, negenenveertig van die ‘kaaskoppen’ zeulend met bagage en achter elkaar lopend om te proberen bij onze afgehuurde treincoupe’s te komen.
Dat was trouwens een van de weinige teleurstellingen tijdens onze reis. We hadden verschillende arrangementen waar het gezelschap wel groot was maar niet te groot. Maar in dit gedeelte van de reis waren er te veel mensen en dat kan toch een behoorlijke stempel op zo’n reis drukken. Achteraf ging het allemaal nog vrij snel en had iedereen zijn plekje gevonden. De jongens en wij hadden ons al snel geïnstalleerd, we raakten er al bedreven in, en even later hingen we nieuwsgierig uit het raam om alles in ons op te nemen. Wat een volk het leek wel of heel Mongolië naar huis wilde. Stapels bagage, ongelooflijk wat die mensen allemaal met zich mee sleepten. De Chinezen en Mongolen geven een aardig staaltje van organisatie-vermogen weer. In een lange rij stellen ze zich langs de trein op en binnen de kortste keren is de enorme berg tassen, koffers en dozen in de trein verdwenen. Sommige coupes zitten zo vol gestouwd dat de Russische provotniks helemaal uit hun dak gaan en dreigen dat ze de trein uit gezet zullen worden. Dus hup daar begon het gesleep door de trein weer opnieuw en werd een groot gedeelte ge herschikt. Op een gegeven moment kon ik het toilet niet meer in omdat daar een lading handel gestouwd was. Later werd het ons allemaal duidelijk wat hier de bedoeling van was.
We hadden de coupé vlak achter de diesellocomotief en daardoor dan ook een mooi uitzicht naar achteren. Wat was die trein lang, vooral in de bochten had je daar een mooi overzicht op.
Vergeleken met onze eerste nacht in de trein St.Petersburg > Moskou was dit een uitermate smerige trein. Alles zag zwart van de roet en de eerste nacht hadden we allemaal last van onze ogen en luchtwegen. De volgende ochtend werd dan ook een grote schoonmaak gehouden en de jongens stonden op een gegeven moment bij een stop van de trein de dekens uit te kloppen. Je wilt niet geloven hoeveel stof daar uit kwam. En dan hebben we het nog niet eens over de harde korsten die op de dekens zaten. Daar moet je maar niet te lang over nadenken.
Gelukkig werd er door de provotnik (de conducteur die voor jouw wagon verantwoordelijk was) schone lakens en een sloop uitgereikt. Er waren twee vrouwelijke provotnik’s die elkaar om de zes uur aflosten en daarna dronken hun bedje in rolden of werden gedragen. Vlak bij hun hokje stond de samovar, een apparaat wat met kolen werd gestookt en waaruit je onbeperkt heet water kon tappen. En er is wat koffie, thee en vooral kant en klare maaltijden bereid bij dat apparaat. De jongens waren helemaal wezenloos van noedels. Ongelooflijk wat die konden verstouwen.
Het vervelende verschijnsel deed zich alleen voor dat er een permanente roetaanslag via het raam binnen kwam van de diesel-locomotief en de samovar. Dus met veel kunst en vliegwerk werden de kieren gedicht en toen ging het wel.
De eerste vierentwintig uur reden we door Siberië, het was koud en er lag sneeuw. Hoewel het voor de tijd van het jaar (de maand mei) mee viel moest je er niet aan denken hoe laag de temperaturen hier zijn midden in de winter. Het was dan ook koud die eerste nacht en wat ongemakkelijk, maar later werd het gaande weg beter. De eerst dagen zag je alleen maar sneeuw en berkenbossen. Ik heb er nog nooit zoveel bij elkaar gezien. Velen stonden met hun wortels in het moeras en het landschap deed zijn best om zijn reputatie waar te maken. Het zag er allemaal somber en verlaten uit.
Met het verstrijken van de tijd steeg de temperatuur steeds een klein beetje meer. Onderweg stopte met enige regelmaat de trein, waarna we dankbaar de trein verlieten om de benen even te strekken. Nu werd het ons ook duidelijk waarom al die Mongolen en Chinezen steeds met al hun handelswaar door de gang van de trein liepen te zeulen. Ze wilden bij elke stop gewoon de beste plek hebben om uit te stappen. Eigenlijk was de trein een rijdende markt.
Vaak stond het perron helemaal vol met wachtende mensen. Niet dat ze met de trein mee moesten, nee ze kwamen iets kopen. Hele gezinnen zo rechtstreeks van het platteland soms dagen gereisd om op tijd hier te zijn. En dan te bedenken dat de trein nooit langer stilstond dan zo’n twintig minuten. En wanneer je dan goed oplet en ziet wat er allemaal gekocht wordt… Jurken, broeken, T-shirts, bh’s en dat allemaal binnen twee of drie minuten want de volgende klant staat al weer te wachten. Ook liepen en stonden er veel moedertjes Rusland op het perron om ons zelfgemaakt eten te verkopen.
Daar maakten we dankbaar gebruik van, een broodje hier, een stuk worst daar, wat flessen water, bier en wat fruit.
Gelukkig hebben we ook nogal wat beleg en droog voer mee van huis genomen en dat komt nu goed van pas. Het eten aan boord van de trein is duidelijk niet om over naar huis te schrijven en dat deden we dan ook maar niet. Iedere keer was zo’n stop weer een hele belevenis en keken we onze ogen uit.
Toch is zo’n reis een geweldige ervaring. Terwijl ik deze woorden zit op te schrijven zit ik op mijn gemak in de restauratiewagon. Het is vroeg in de middag en zo tussen twee maaltijden is het goed toeven hier. Ik kijk op en zie hoe twee Mongolen de twee serveersters van het restaurant proberen te versieren. Dat gaat gepaard met veel drank en bovenal gezang.
Weemoedige liederen klinken boven het eentonige geluid van de cadans van de wielen uit. Om mij heen zitten niet alleen Mongolen, maar ook Armeniërs, Chinezen, Russen en een Oekraïner. Het is best leuk om zo de sfeer te proeven en de ontwikkelingen van nieuwe relaties te zien. Het is alleen jammer dat het met de communicatie niet wil lukken. Veel verder dan ‘hello’ en wat gebarentaal komen we niet. Wat me wel opvalt is dat bijna iedereen erg vriendelijk tegen je is met uitzondering van de Russen. Die komen nogal stuurs en nors over dat zal wel in de aard van het volk zitten!
We slapen redelijk goed en de temperatuur is na een paar dagen dermate gestegen dat het korte broeken weer geworden is, makkelijk hoor zo’n afritsbroek. Op zo’n afstand van 1777 km van Moskou is er tijdens een stop een extra locomotief bijgekomen en nu stijgen we uiteindelijk naar een hoogte van 1850 meter, de Oeral dus. Dat werd nog eens benadrukt door Remco, één van de twee jongens uit onze coupé, die mij midden in de nacht wakker maakte met de mededeling dat hij altijd al zijn hele leven lang had willen poepen in de Oeral en dat hij dat nu gedaan had. Hilariteit alom. Toch wel prettig wanneer je dit soort mededelingen krijgt.
In een langzaam maar gestaag tempo passeren we een mijnbouwgebied. Tussen vervallen industriegebouwen zijn de kenmerkende hoge stellages te herkennen met grote ronde wielen. Het landschap is ook veranderd en we zien nu veel kleine steden en dorpen voorbij glijden die hun bestaan lenen aan de mijn- en houtbouw. Rijk zijn ze er niet van geworden, wat een armoede. Ik heb me laten vertellen dat de mensen die hier in Siberië wonen een speciale stempel in hun paspoort of identiteitskaart hebben. Ze moeten binnen een week terug zijn in hun woonplaats. Moet je eens voorstellen… je bent gewoon een gevangene van je eigen land. En dat is nu nog steeds zo anno 2000.
Net na het ontbijt naderen we de grote stad Omsk, even de benen strekken en nog snel even wat brood en water kopen. Deze grote stad ligt 2716 km van Moskou en met een half miljoen inwoners is het een behoorlijke industriestad.
Veel pluimen donkere rookwolken verraden de fossiele brandstoffen industrie. In de omgeving zie je dan ook veel goederentreinen waarin veel kolen en hout vervoerd word. Mijn treinenhart gaat helemaal open. Wat een verzameling treinen. De één nog ouder of smeriger dan de ander. Ook zijn er veel stoomtreinen. Wanneer we de stad voorbij rijden en door de buitenwijken rijden zie je hoe deze door modderige wegen verbonden zijn. Kleine houten huisjes vormen kleine gemeenschappen met moestuintjes waarin van alles gekweekt wordt. Alle huizen zijn hier opgetrokken van hout, logisch want het is gewoon het goedkoopste bouwmateriaal wat voor handen is. Rusland levert namelijk een derde van de totale houtproductie in de wereld. Alle huizen hebben kleine raampjes met aan weerszijden houten luiken. Dat verraadt koude winters.
Het uitzicht is inmiddels veranderd in een uitgestrekte grasvlakte. De Taiga, veel over gelezen en dan nu in het echt te zien. Precies zo als ik mij dat had voorgesteld, dwergstruiken met af en toe bosjes berkenbomen en bloemen. Het is nu droog maar ik stel me zo voor wanneer het een keer goed geregend heeft dat het hier één grote bloemenpracht is. Maar na een paar uur begint het uitzicht te vervelen, steeds maar die toendra en na een klein middagslaapje is het alweer tijd voor de avondmaaltijd. Dat is iedere keer weer een verrassing. Je bestelt wat maar je krijgt toch iedere keer net weer iets anders dan de bedoeling was. Ach, het hoort er bij.
Omstreeks middernacht stopt de trein weer, ditmaal in Novosibirsk. Een klein nietig plaatsje midden in Siberië en je vraagt je af: waar leven deze mensen van. Op het perron weer de gebruikelijke taferelen van oude mensen die je iets proberen te verkopen. Het karige pensioen wat ze van de staat krijgen is onvoldoende om van te leven. Overal zie je bejaarde mensen de meest vervelende klusjes opknappen om maar in leven te kunnen blijven. Het drukt je wederom met de neus op het feit hoe goed wij het hebben.
Bij de stad Irkutsk wordt nog even kort gestopt net lang genoeg om een enorme opslagplaats te zien van geparkeerde treinen. Ook een grote hoeveelheid treinen stonden duidelijk op de sloop te wachten. Het gaf me een triest gevoel om zo veel troosteloze eens zo machtige machines te zien wegroesten. Een meer aansprekend voorbeeld van het verval van Rusland is haast niet voor te stellen.
De volgende ochtend begon met vroeg opstaan. Want we zouden vandaag bij het Baikal Meer aankomen. Slaperig steken we ons hoofd uit het raam om één van de hoogtepunten van de reis te aanschouwen. Frisse en schone Siberische lucht stroomt door de openstaande gangramen de trein binnen. De bergen worden hoger, de bochten van de rails scherper en dan zien we het grootste en diepste zoetwatermeer ter wereld: het Baikal Meer. Traag rijdt de trein uren langs het meer en bij iedere bocht hebben we weer een ander prachtig uitzicht.
De vierde lange dag brak aan in de trein, en de gebruikelijke ochtend-taferelen deden zich voor, slaperige gezichten, heet water halen voor de koffie, beddegoed opbergen, coupé opruimen en een rij voor de wasruimte. Wij volstaan met douchen met de deo-roller en een natte washand over het gezicht. Vanavond gaan we lekker echt douchen in het hotel. Na zo’n drie dagen in de trein is dat wel lekker. Zeker nu het vandaag nog warmer gaat worden. We zijn nog bij lange na niet op onze eindbestemming maar we zijn nu al blij dat we de reis niet een maand later ondernomen hebben.
Het afval leveren we in bij de provotnik die het op haar beurt met veel kabaal tussen de twee wagons op de rails kiept. Dat dit al jaren gebeurt is duidelijk te zien, het traject langs de trein moet zo langzamerhand de grootste vuilnisbelt zijn van Rusland.
Het landschap wordt nu nog onherbergzamer en ruiger. We merken dat ook hier vandalisme is, tijdens de doortocht van een dorpje wordt een ruit ingegooid. Gelukkig is het dubbelglas en wordt het niet koud in de wagon maar je schrikt je rot van zo’n klap. Omdat we aardig gestegen zijn, zien we hier en daar een dik pak sneeuw tussen de bomen liggen.
We zijn opgehouden om in de restauratiewagon te gaan eten en leven nu op pakjes noedels, fruit en alles wat maar verkrijgbaar is bij de moedertjes op de perrons.
In Oerlan Oede, zo’n 5647 km van Moskou stopt de trein ‘s-avonds om 21.00 uur in het pikke donker bij de grens van Rusland en Mongolië. Hier wordt de trein gesplitst in de Trans Siberië Express, die om Mongolië heen rijdt, de Trans Mongolië Express, waar wij in zitten, rijdt dwars door Mongolië naar beneden en de Trans Mantsjoerijë variand. Snel even het perron op om onze roebels tegen een redelijke koers in te wisselen en wat flessen water in te slaan.
De paspoortencontrole liep redelijk snel dus we hadden goede hoop op een snelle doortocht. Mis dus. De douane kwam aan boord.
De buiten- en tussendeuren moesten dicht. De toiletten waren al dicht want dat is gebruikelijk op ieder station, en erger nog de ramen moesten dicht. En het werd maar warmer en warmer. Er stonden zelfs soldaten voor elke wagon die er streng op toezagen dat alle ramen dicht bleven. Lijdzaam zaten wij de lange zit uit.
Om twaalf uur werd Sonja, een mede reizigster, jarig en vrolijk hebben we onder het genot van een glaasje champagne haar verjaardag gevierd. Eindelijk om 01.30 in de nacht begon de trein weer te rijden. Dus ik naar bed. Per slot van rekening had ik nu een stempel in mijn Russische visum.
Jammer dus, want na een half uur stopt de trein weer en werd ik wakker gemaakt door een paar vriendelijke Mongoolse exemplaren van de grenspolitie. Nadat de paspoorten wederom in orde waren bevonden, deze keer werden ze meteen afgestempeld en niet meegenomen, kwamen daarna drie mensen in uniform aan boord van de trein.
Eén van hen was een goed uitziende dame die met veel kabaal een verplichte verzekering begon te verkopen. Na de tweede coupé brak er enige tumult uit. Wat bleek, één van de medereizigers weigerde om zo’n verzekering van 20 dollar te kopen. Tenslotte waren we al verzekerd en was dit volledig overbodig. Witheet vertrok de diva met haar gevolg en we hebben haar nooit meer terug gezien. Achteraf duidelijk een geval van oplichterij dus. Wel een hoop consternatie en onzekerheid in de wagon.
Kortom een wat vervelende kennismaking met Mongolië, maar oplichters heb je overal.
MONGOLIË
Eindelijk tegen 04.00 in de ochtend vertrok de trein richting Ulan Bataar, de volgende stop. Al dat gedoe had wel tot gevolg dat we in plaats van 08.00 uur pas om 11.00 uur aankwamen en ook nog eens op het verkeerde perron. Op zich was dat niet zo erg alleen iedereen die in de trein zat wilde allemaal tegelijkertijd uitstappen en de honderden mensen op het perron wilden ook meteen weer instappen. Toen we eindelijk wijselijk als laatste de trein uit waren gestapt en op dat supersmalle perron stonden werden we dan ook bijna onder de voet gelopen. Zelden zo’n ongeorganiseerde puinhoop gezien. Uiteindelijk bereikten we via de spoorrails een ander perron en konden zo onze weg naar de busjes vervolgen. Het reisbureau had besloten om ons gezelschap in drie kleine groepjes te verdelen en daarmee ook in drie verschillende hotels te huisvesten en dat was een goed plan vonden wij.
Ulan Baatar is de hoofdstad van Mongolië, even voor het goede begrip, het hele land wat net zo groot is als Duitsland, Nederland, België en Frankrijk bij elkaar, wonen maar 2 miljoen inwoners waarvan de meeste in de hoofdstad. Het is trouwens de enige stad van betekenis want de Mongolen zijn nomaden en trekken met hun kudden inclusief hun hele hebben en houwen door het land en wonen daar waar het gras groen is.
De bedoeling is dat we hier zo’n vijf dagen blijven en onze gids, gemakshalve hebben we hem met zijn instemming Klaas genoemd, is een heel vriendelijk mens. Hij is arts en in zijn vakanties leidt hij toeristen rond. Om maar aan te geven hoe breed ze het hebben. Snel inchecken in het hotel, douchen en via een korte rondrit gingen we aan de lunch. Tijdens de rondrit door de stad viel het op hoe kleurig de mensen gekleed waren ondanks het feit dat het duidelijk te zien was dat het hier economisch gezien niet zo goed gaat. Niet zo verwonderlijk trouwens het is pas een paar jaar geleden dat Rusland zich van de ene op de andere dag terug trok uit dit land. Ze moesten ineens hun eigen broek ophouden en daarmee viel ook hun energiebron weg en moest het ingekocht worden wat natuurlijk weer ten koste gaat van de andere noodzakelijke voorzieningen. Toch kan je zien dat er hard gewerkt wordt de hoofdstraten zien er redelijk verzorgd uit en er is overal op straat bedrijvigheid. De plaatselijke markt wordt druk bezocht en geeft een goede indruk wat er zo in het land te koop is. Ook hier geld het gegeven dat je water moet kopen wil je tenminste niet aan de ‘rees’ gaan.
Na de lunch bezoeken we een prachtig klooster waar we een enorme gouden Boeddha bewonderen van wel achtentwintig meter hoog en tweehonderdtwintig ton zwaar. Het was bijzonder interessant om de uitleg te horen van Mr. Klaas. Hij legde uit hoe het Boeddhisme in elkaar steekt en wat de filosofie er achter is. Het sprak me wel aan en tevens gaf hij meteen iets prijs van zich zelf. Het bleek een fascinerend mens te zijn. Hij was docent geneeskunde aan de faculteit van Ulan Baatar en deed gidsen al zo’n vijftien jaar maar nu overwoog hij toch wel om er eens mee te gaan stoppen alleen hij vond het zo’n leuk werk. Dat bleek ook wel tijdens ons verblijf, niets was hem te veel.
Soms zat ik met mijn ogen dicht met het idee ‘nouat was het dan’ maar iedere keer weer kwamen we er ongeschonden doorheen. Zo’n vijftig kilometer buiten de stad bezochten we een Boeddha klooster. Na de inval van de Russen aa een nieuwe gebedsruimte werd gemaakt en tevens werd er plaats gemaakt voor een soort museum/gedenkplaats.
Je moet bedenken dat zowel de ruïne als het herbouwde gedeelte hoog boven op een grote heuvel zijn gebouwd midden in eschitterend stuk ongerepte natuur. Wanneer je even plaats nam aan de oever van een snel stromend beekje en je liet de rust van de omgeving op je neerdalen dan voelde je jezelf als herboren.
De lunch werd onverwacht geserveerd vanuit een GER en werd als openluchtpicknick opgediend.
De plaatselijke gerechten waren niet te versmaden, alhoewel sommigen daar anders over dachten. Geen nood het kon bij mij ingeleverd worden… heerlijk.
Na dit indrukwekkend bezoek keerden we terug naar Ulan Baatar en bezochten we het plaatselijke Natuur Historisch Museum waar we een goede indruk kregen van de bodemschatten van het land. Daar zit genoeg in, het probleem is alleen de infrastructuur. Die is er eigenlijk niet. Dwars door het onherbergzame land loopt één spoorlijn van het noorden dwars door de Gobiwoestijn naar het zuiden. Meer is er niet en vindt maar eens iemand die dat voor je wilt aanleggen.
Kortweg gezegd belemmert het ontbreken van de broodnodige goede vervoersmogelijkheden de economische groei van het land. Het toerisme staat gelukkig voor ons nog in de kinderschoenen en alles is eigenlijk nog steeds zoals het al eeuwen lang is. Ik vrees dat de cultuur en daarmee de wijze waarop men nu leeft in de toekomst zal verdwijnen. Wat een prachtig stukje ongerept land. De mensen stralen ook levensvreugde uit en barsten van de energie.
Over cultuur gesproken, onverwacht werden we vergast op een culturele namiddag. Een complete folkloris-tische show werd voor ons opgevoerd vol met dans, zang en acrobatiek.
Vooral het jonge slangenmeisje maakte veel indruk op de vrouwelijke medereizigsters. Na het diner gingen we zelf eens even op stap. Wat iedere keer weer opviel dat je van het begin tot het eind werd aangestaard en zodra je oogcontact had werd er gegiecheld en heel schuchter werd er gedag gezegd. Hoewel het halverwege de avond was bleek het nog erg druk in de straten zelfs de grote warenhuizen waren open en verschilden eigenlijk met hun aanbod niet veel met de westerse collega’s. Al slenterend zagen we dat de behuizing hoofdzakelijk bestond uit hele blokken flats van zo’n drie à vier verdiepingen en ook hier kon je goed zien dat de levensstandaard erg laag was. Alles zag er sjofel uit en zodra je een beetje buiten het centrum kwam waren er hele woongemeen-schappen opgetrokken van houten krotten stijf tegen elkaar aanleunend. Het geheel werd dan weer omsloten door een muur of stevige houten omheining zoals op het platte land.
Eerder schreef ik al dat het nomaden zijn en één van de karakteristieke eigenschappen van hen is dat ze in een tent leven. Een mooie grote ronde tent genaamd GER.
Het interieur is prachtig versierd met schilderingen wat een beetje op het Hindlopenschilderen lijkt alleen is hier de kleur over het algemeen oranje. Midden in het dak van de tent waar de drie palen uitsteken is een gat open gelaten die ze naar gelang de weersgesteldheid met zeilen kunnen sluiten. Vlak daaronder is dan ook de potkachel geplaatst die op zijn beurt weer op een ondergrondje van tegels staat. Daarin wordt hevig gestookt want ook eind mei kan het daar boven in de heuvels goed koud zijn. Dat hebben we aan de lijve ondervonden want we hebben een paar dagen en nachten in zo’n Ger gewoond en geslapen.
Een beleving op zich. Nu zaten wij met zijn tweeën in zo’n Ger maar de meeste nomaden wonen daar met hun hele gezin in soms nog inclusief grootouders. En dan te bedenken dat er maar één ruimte is.
Ik heb die nachten nog nooit zo veel gedroogde koeienstrond verstookt, geloof me dat brand als een lier. Ons kampementlag midden in een uitgestrekt natuurreservaat (bijna alle natuur van dit immense land is gelukkig beschermd) prachtig gelegen tussen de heuvels en de bergen rondom. Hoewel het al maanden niet geregend had bloeiden er toch nog mooie kleine bergbloemen en ook hier werd mij verteld, staat na een flinke regenbui de edelweiss meteen in bloei. Men keek verlangend uit naar het regenseizoen dat over twee weken moest beginnen.
De Mongolen zijn kunstenaars op het paard en is voor hen dan ook het vervoermiddel bij uitstek eigenlijk wat voor ons de auto is. Hun aanbod om paard te gaan rijden heb ik wijselijk maar afgeslagen om geen idioot figuur te slaan. Achteraf maar goed ook want Marcel één van de twee jongens waarmee we reisden zou wel even gaan paardrijden. Na een paar minuten begon hij zijdelings met zadel en al opzij te zakken en donderde op het laatst finaal van zijn paard af. Iedereen die er achter reed, dat waren ze toevallig allemaal, hing gierend van de lach slap in het zadel en dagen later een lier. Ons kampement lag midden in een uitgestrekt natuurreservaat ( bijna alle natuur van dat immense land is gelukkig beschermd) prachtig gelegen tussen de heuvels en de bergen rondom. Hoewel het al maanden niet geregend had bloeiden er toch nog mooie kleine bergbloemen en ook hier werd mij verteld, staat na een flinke regenbui de edelweiss meteen in bloei. Men keek verlangend uit naar het regenseizoen dat over twee weken moest beginnen.
Later die dag zjn we op bezoek gegaan bij zo’n boer die samen met zijn gezin en schoonouders in een Ger woonde. Na lang aandringen ben ik dan toch op de foto gegaan zittend op een echte Jak. Ik verzeker je dat is een indrukwekkend dier.
Het aandoenlijke was dat die lieve mensen zich tot het uiterste hadden ingespannen om het ons naar de zin te maken. De tent zag er uit om door een ringetje te halen en we werden getrakteerd op zelfgemaakte verse yoghurt, boter en broodjes. De boer zelf vertelde trots via onze tolk dat hij honderd dieren had, Variërend van koeien, schapen, paarden en een hond. We horen hem een beetje voorzichtig uit hoe dat gaat met het verhuizen van de Ger en hoe dat zit met de schoolgaande kinderen. Hij vertelt dat het zo’n drie uur duurt om de tent op te bouwen en twee uur om hem af te breken. Wanneer hij opgebouwd is plaatsen ze er meestal een soort palissade omheen om de gewenste en ongewenste dieren op de juiste plaats te houden. De kinderen gaan meestal in het dichtstbijzijnde dorp naar school en blijven dan een week weg maar ik hoorde tussen de regels door dat ze het daar niet zo nauw mee nemen. Hij kan ieder stel handen heel goed gebruiken. Na enige tijd nemen we hartelijk afscheid en ieder van ons drukt de man als bewijs van dank voor zijn gastvrijheid een bedrag aan Mongools geld in de hand en bij elkaar was dat vermoedelijk een aardig maandinkomen. Buiten gekomen bewonderen we nog even de drie pas geboren kalveren en als extra cadeautje blazen we voor de kinderen nog een ballon op. We hadden ze met voorbedachte rade mee van huis genomen en dat was niet voor niets. Tsjonge, wat hadden we daar een succes mee. Toen een ballon spontaan knapte rolde het jongste kereltje bijna ondersteboven van het lachen.
Later terug in het ger-kamp hebben we heerlijk gewandeld door de heuvels van Mongolië waarna we na het diner in een speciale restaurant-ger (de jonge ober liep in een smokingoverhemd inclusief vlinder-strikje, notabene midden in de rimboe) ons zelf eens lekker verwenden met een prachtige zonsondergang. Dagboek even bijwerken, kachel opstoken met koeienstrond en hup naar bed.
De dag daarop was een heerlijke rustige dag. Wel kregen we nog een bustocht door het reservaat wat niet ver vandaan het kleine plaatsje Terelg ligt, zo’n honderd kilometer van Ulan Baatar en regelmatig werd er even gestopt om wat foto’s te nemen. De rest van de dag hebben we lekker geluierd en van de natuur genoten. Dit jaar is het uitzonderlijk droog in het land, er was vorig jaar al veel te weinig regen gevallen en nu begint het toch dramatische vormen aan te nemen. Er zijn zelfs gedeelten van het land waar de nomaden zichzelf van het leven beroven louter en alleen omdat de zin van hun bestaan is weggevallen. Hun complete kudde is door de dorst gestorven.
Hier is het nog redelijk groen alhoewel ik toch regelmatig kale afgekloven beenderen zie liggen van dieren die het niet gehaald hebben.
De laatste avond in het kamp worden we getrakteerd op een traditioneel afscheidsdiner. Ik heb even gevolgd hoe dat gegaan is. Om twaalf uur die middag werd er een schaap geslacht en zo rond de klok van vijf is er een hoog oplaaiend vuur zo heet dat er stenen in gelegd kunnen worden. Op het moment dat de stenen rood zijn van de hitte worden ze in een lege melkbus gestopt waar een laagje wodka in zit. Er worden gesneden uien, groenten en kruiden toegevoegd en tenslotte het in stukken gesneden schaap. Dan wordt de bus luchtdicht afgesloten en goed heen en weer geschud. Daarna worden er iedere keer nieuwe gloeiende stenen toegevoegd waardoor er telkens een wolk stoom vrij komt. Dan moet de bus zo’n anderhalf uur op het vuur staan, eigenlijk het principe van een snelkookpan dus. Het lijkt allemaal simpel en hygiënisch maar niets is minder waar, je wilt niet weten hoe dat in de praktijk allemaal toe gaat. Even goed heb ik heel smakelijk zitten eten, het had iets weg van het eten van krabbetjes… maar dan iets vetter.
De volgende dag keerden we terug naar Ulan Baatar en kregen we de gelegenheid om nog een Natuur Historisch Museum te bezoeken. Bij uitstek geschikt om de rijke geschiedenis van het land te leren kennen. s Middags hebben we eerst een korte ‘time-out’ gehouden waarna we de plaatselijke markt bezocht hebben. Een belevenis… wat een drukte en wat wordt er gehandeld en gesjacherd, wanneer je niet aan het afdingen doet wordt je duidelijk niet voor vol aangezien. En eerlijk is eerlijk ik begin het nog leuk te vinden ook.
Die avond hebben we het rustig aan gedaan, de koffers gepakt wat gelezen en op tijd naar bed want morgen wordt het weer een super drukke dag. Op naar China.
CHINA
‘s- Ochtends vroeg op en op tijd naar de trein waar we hartelijk werden uitgezwaaid door de voltallige ploeg van het plaatselijke reisbureau en al een uurtje later reden we door het troosteloze landschap van de Gobi woestijn wat een droogte en een armoede. Af en toe passeren we een eenzaam stationnetje in een gele zandvlakte en je vraagt ja dan verwonderd af waar al die mensen die daar wonen van moeten leven. Er groeit helemaal niets. De meeste huizen staan op instorten je ziet er niemand buiten. Regelmatig zie je langs de treinbaan of iets verderop in de woestijn lijken liggen van dieren of mensen? Wat een enorm groot land.
Rond negen uur die avond naderden we de grens en toen begon de poppenkast opnieuw. De grenspolitie en de douane kwamen aan boord, ramen en deuren dicht en politieagenten buiten voor de wagon geposteerd. Weer verschillende formulieren invullen en na anderhalf uur mochten we weer verder. Een stukje rijden door het niemandsland en toen begon het douane gedoe opnieuw bij de Chinese grens.
En weer stonden we uren lang stil maar uiteindelijk mochten we verder en na langdurig rangeren werden we in een enorme loods gemanoeuvreerd en stonden de wagons in twee lange rijen naast elkaar. Nu wist ik van het gegeven dat de spoorbreedte van Rusland anders was dan de rest van Europa en dat met name in China dat ombouwen spectaculair was. Dus meteen toen de trein stil stond gelijk uit de trein gewipt voordat alles weer werd afgesloten.
Alle wagons werden door een stel hydraulische liften van hun wielen getild en geloof me het was op een gegeven moment best een raar gezicht wanneer je twee lange rijen treinwagons hoog in de lucht zonder wielen ziet hangen. Met notabene allemaal slapende passagiers er nog in. Na zo’n twee en een half uur mochten we dan eindelijk naar Beijing of het voormalige Peking vertrekken, uiteindelijk heeft alles bij elkaar zo’n negen uur geduurd. De rest van de nacht nauwelijks geslapen want ik heb alleen maar op mijn buik liggend naar buiten liggen kijken. Het werd al vroeg licht en het landschap veranderde aanmerkelijk. Vroeg in de ochtend stoppen we weer op een station nu is er geen sprake meer van handel drijven. Alle Mongoolse handelaren zijn in Ulan Bataar achter gebleven, dus is het redelijk rustig op het perron. Tot onze grote vreugde is ‘DE MUUR’ te zien dus snel een fotocompositie gemaakt van de trein samen met de muur, zo’n kans krijg ik nooit meer.
Meer hoge bergen, veel meer groen en zoals in Indonesië veel rijstsawa’s. Ze zullen die hier wel anders noemen maar het geeft wel goed weer dat rijst één van de belangrijkste voedingsbronnen is. Duidelijk is ook te zien dat naast de ‘sawa’s’ ieder stukje grond wordt benut. De mensen doen er echt alles aan om hun eigen stukje grond te verzorgen. Alles gebeurt met de hand en het is net of je ver terug gaat in de tijd. Boeren zie je ploeteren met een buffel en een houten ploeg, soms staat er niet eens een buffel voor maar twee of drie Chinezen. Ook het dorsen van het graan gebeurt op een tijdrovende manier. Men slaat het koren met de hand op een ronde stenen binnen plaats op de grond of in sommige dorpen, zoals ik zag, wordt het graan in een cirkel gelegd en gaat er iemand met een tractor over heen rijden.
Je kon al snel zien dat de Chinezen het met betrekking tot het milieu en de hygiëne niet zo nauw nemen. Daar zullen we de komende dagen nog wel meer een paar staaltjes van zien. Vlak naast de akkertjes, en dan bedoel ik centimeters, ligt vaak de plaatselijke vuilnisbelt van jaren.
Een ophaaldienst kennen ze niet en veel mensen proberen er wat bij te verdienen door in hun riksja’s met bakjes hoog opgestapelde stukken karton, of afgeladen met lege plastic flessen of platgeslagen lege blikjes te vervoeren. Ik zag zelfs een fietsdriewieler met ongebluste kalk in zijn bakje dwars door een dorp rijden, de rillingen lopen toch over je rug?
Naarmate de dag vorderde keek je steeds meer je ogen uit. Wat een prachtig land, hoe langer hoe meer zag je bewijzen dat hier op het platteland de mensen zeker tientallen jaren terug in de tijd leven. Opvallend is ook dat ieder dorpje ommuurd is alsof ze zichzelf willen beschermen, waarschijnlijk is dat dan ook zo. Wat me ook opviel waren de grafkruisen direct langs de spoorlijn alsof men daar een bijzondere betekenis aan hecht. Soms had men in de heuvels die dicht tegen de spoorlijn aanlagen een grot uitgegraven en vlak daarvoor een heuveltje gemaakt. Daar weer boven op stond dan een kruis.
Een intrigerend gezicht, ik nam me voor om dat te zijner tijd nog eens uit zoeken.
Doordat we gedurende de treinreis regelmatig diverse tijdzones passeerden was het verschil met Amsterdam opgelopen tot zes uur en op het laatste gedeelte was ik de tel een beetje kwijt geraakt. Dat komt gewoon doordat tijd eigenlijk van ondergeschikt belang is geworden en onverwacht duurde de dag toch nog langer dan we gedacht hadden. Daar kwam nog bij dat de temperatuur ook opgelopen was naar zo’n ruim dertig graden. Verlangend keken we uit naar Beijing, de bebouwing werd alsmaar dikker en stedelijker tot we in de verte de wolkenkrabbers van het centrum van de stad kunnen zien. De eerste parkjes tussen de buitenwijken met de typische hutongs (oude zijstraatjes met woonhuizen) schuiven voorbij.
Eindelijk laat in de middag rijden we het immense station binnen en zodra de trein stil staat is het een gekrioel van jewelste op de perrons. Tijdens het binnenrijden had ik, al hangend uit het raam onze gids met zijn omhoog geheven bordje zien staan dus wachten we rustig af tot de trein wat leger is eer wij ons op het perron wagen. Spoedig maken we kennis met onze ‘Tony’ die ons hartelijk welkom heette in China en vroeg ons beleefd of we hem maar wilde volgen. De warmte, de hoeveelheid Chinezen in één keer, de smog, de enorme drukte op het stationsplein en het gegeven dat we eigenlijk best wel een beetje ‘uitgewoond’ zijn na zo’n enerverende treinreis hobbelen we met onze bagage zeulend achter hem aan. Na een stevige wandeling komen we bij onze bus en wordt razendsnel onze bagage ingeladen. Tony vertelt trots dat er ongeveer twaalf miljoen mensen in de stad wonen en dan zijn de twee miljoen illegalen niet eens meegeteld. Dat woont en werkt op een oppervlakte zo groot als de provincie Utrecht. Beduusd laten we informatie tot ons komen.
Eindelijk arriveren we in ons hotel en hebben we de rest van de avond vrij. Na een heerlijke snelle douche en schone kleren zoeken we samen met de jongens de dichtstbijzijnde eetgelegenheid op. Deze was ons aanbevolen door een passerende landgenoot die op het punt van vertrekken stond. We troffen het, later bleek het een uitzondering te zijn, men had een klein smoezelig inlegvelletje in de menukaart gestopt en het was in redelijk leesbaar Engels. Dus iedereen bestellen. Ik bestelde vis want daar ben ik gek op alleen tot mijn grote schrik moest ik hem aanwijzen in een groot aquarium achter onze rug. Ik hoefde hem nog net niet te vangen maar dat scheelde niet veel. Eerlijk is eerlijk hij was heerlijk alleen wat ik mij niet had gerealiseerd was de moeilijkheidsgraad. Die was namelijk dubbel zo groot … vis eten met stokjes… ik geef het je te doen. Je leert wel snel zeker als je trek hebt. Na het eten nog wat ontspannen gewandeld en wat genoten van de façades die de voorkant vormen van de zeer drukke weg waaraan ons hotel gelegen is. Alles is van marmer, glas en veel moderne gebouwen zijn bij de ingang getooid met een karakteristieke Chinese poort. Na een uurtje gaat bij ons langzaam het lichtje uit en moe maar tevreden vallen we in slaap in ons luxe hotelbed.
Veranderingen in China gaan erg snel, ouderen raken de tel kwijt en de jeugd is erg in voor verwestering. Dat zie je aan het intreden van nieuwe westerse produkten, recht tegenover ons hotel werd een nieuw fastfood restaurant geopend en je kon over de hoofden lopen. Het lag aan een groot winkelplein waarop door het Amerikaanse bedrijf allerlei activiteiten voor de kinderen georganiseerd waren. Enorme bloemstukken in grote vazen waren langs de voorgevel van het pand geplaatst die dan ook ongestoord daar een paar dagen konden blijven staan. Een hele happening.
De kleding die gedragen wordt is over het algemeen westers al zie je hier en daar toch nog wel ouderen lopen in de zo bekende communistische kledij. Het boekje van MAO is overal te koop en wordt je soms opdringerig aangeboden. De ouderen rijden over het algemeen op rammelende en roestige fietsen terwijl veel jongeren op mountain-bikes rondcrossen en allemaal een buzzer of een mobieltje bij zich dragen. Wanneer je goed oplet kan je zien dat de ouderen toch moeite hebben met alle veranderingen die zich de laatste tien jaar hebben voor gedaan.
China heeft best een kolossale verandering ondergaan want na het communisme is deze politieke stroming ingewisseld voor een meer socialer en liberaler beleid. De grote tegenstellingen kan je goed zien wanneer je de moeite neemt om ‘s-morgens vroeg op te staan en dan te zorgen om voor zeven uur in een park te zijn. Dan kijk je je ogen uit, groepen mensen zijn Tai Chi aan het beoefenen sommigen doen dat met een waaier, andere groepen zijn de Tai Chi sport aan het beoefenen met een zwaard anderen zijn weer bezig puur met de beweging van Tai Chi, weer anderen zijn bezig met gymnastiekoefeningen. Zelfs zag ik mensen die aan het stijldansen waren, heel fanatiek zag ik ze bezig met de Engelse wals. Ik had zo mee kunnen doen. Ook hier waren we de enige westerlingen in de ruime omgeving en we vielen dan ook behoorlijk op ondanks dat we zo nonchalant mogelijk rond wandelden. Wat ook heel bijzonder was waren de groepjes oudere mannen en vrouwen die traditionele muziek aan het maken waren. Heel fanatiek werd er ook om beurten bij gezongen en het spontane applaus van onze kant werd dan ook heel dankbaar en trots in ontvangst genomen. Ik verdenk ze er ook van dat ze extra hun best deden vanwege onze aanwezigheid. Veel jongeren zijn ook aan het badmintonnen of zijn verwoed met een kaartspel bezig waarbij volgens mijn waarnemingen ook best wel gegokt wordt. Maar niet iedereen is druk bezig want er zijn er ook die een zanggroepje gevormd hebben en weer anderen lezen hun ochtendkrantje. Kortom zo’n bezoekje aan een park is een belevenis op zich.
De volgende ochtend om acht uur vertrek naar DE VERBODEN STAD.
Gelukkig was het niet zo erg druk, onze gids leid ons door de kaarten-controle en we konden ons vergapen aan de pracht en praal van dit paleis.
Het was indrukwekkend om die prachtige gebouwen te zien sommigen waren gesloten voor het publiek ter bescherming van het cultuurgoed. Opvallend was hoe schoon alle pleinen en gebouwen hier in de Verboden Stad worden gehouden en hoe anders is het buiten deze Verboden Stad.
De drukte van de mensen die komen kijken naar het verblijf van de zesentwintig keizers die hier gewoond hebben is te vergelijken met die van een popconcert. Het is zo’n 35 graden wat het hier in de drukte nu niet echt aangenaam maakt.
Een nauwe poort leidt naar het eerste binnenplein. De doorgang is erg krap, bovendien willen nog enkele auto’s tussen de massa mensen door rijden. Dan komen we via een tweede plein, net als alle andere pleinen, uit aan de achterkant van de Verboden Stad. Aan de pleinen staan allemaal eeuwenoude gebouwen, centraal op elk plein staat een gebouw waar de keizer gefeliciteerd kon worden en waar hij zijn belangrijke gasten kon ontvangen en waar hij leefde en sliep. Overal waren prachtige marmeren bruggetjes te zien en wat ook opviel waren de enorme manshoge schalen of eigenlijk meer vazen waar water in bewaard werd. Zo kon men wanneer er een brand was, sneller blussen.
Links en rechts kon je even ontvluchten aan de drukte en meteen overviel je de serene rust die er dan hing. Heel bijzonder wanneer je nagaat dat er een tiental meters verderop honderden mensen lopen. Aan het eind van deze stad in een stad ligt dan ook nog een prachtig park waar je lekker van je ijsje kunt genieten of even kunt uitpuffen in de schaduw.
Na een heerlijke lunch bezochten we het zomerpaleis van de keizer wat gelegen is in weer een prachtig park maar deze keer met een groot meer. Het lijkt een beetje op de Verboden Stad maar dan weer heel anders, veel meer pagoden, andere kleur dakpannen. Langs het grote meer ligt een anderhalve kilometer corridor met schilderingen. Deze waren tijdens de revolutie wit gemaakt maar zijn nu gerestaureerd met felle kleuren. Je vindt het mooi of niet. Je kan je begeven naar een romantisch plekje wanneer je gewoon ergens een trapje naar boven neemt en dan kom je uit bij de meest prachtige voorportalen naast, in en boven elkaar gebouwd, deze leiden je uiteindelijk allemaal naar de tempel. Je kon daar heerlijk wandelen en genieten van alle vaders en moeders die met hun kind daar aan het wandelen waren. Omdat in China een ‘één kind‘ politiek gevoerd wordt is het een beetje beangstigend om te zien hoe de (groot)ouders met hun kindje omgaan zo intens genieten ze van het kind. Begrijpelijk natuurlijk maar het zijn wel kleine keizers en keizerinnetjes.
Een tochtje met een echte drakenboot sloot ons bezoek daar af en tot slot van deze vermoeiende dag bezochten we nog een heel oud theater waar we een acrobaten show en westerse maar ook veel traditionele dans kregen voorge-schoteld. Het was hartverwarmend om te zien en horen hoe de Chinezen in de zaal reageerden op de voor ons simpele en eenvoudige grappen en grollen op het toneel. Prachtig gewoon en ook dat was weer iets om nooit te vergeten.
De volgende dag zou de dag der dagen worden want we gaan een bezoek brengen aan DE MUUR. Gelukkig scheen de zon vandaag niet, gisteren was het 33 graden, maar het was wel drukkend warm. Omdat we gevrijwaard willen blijven van het zogenaamde ‘Volendam’ effect hadden we juist bij deze reisorganisatie geboekt. Omdat het altijd zo vreselijk druk is rijden zij twee en een half uur door het platteland om ergens bij een onbetekenend dorpje de muur te gaan bezoeken. Maar ook hier, helaas, heeft de commercie inmiddels toegeslagen. Er was een grote parkeerplaats voor de bussen aangelegd en onderaan de muur hadden de handelaren strategisch hun kraampjes neergezet zodat je er wel langs moest lopen om bij de ingang te kunnen komen. Het vervelende was alleen dat men je nogal agressief benaderde om iets aan je te verkopen en één maal nee was vaak niet genoeg. Ook hier geldt dat je nooit boos moet worden of je geduld moet verliezen want ze lachen je meteen uit. Dan heb je pas echt je gezicht verloren.
Hoewel er een kabelbaan naar boven was, besloten we om de muur ‘echt’ te gaan beklimmen nou dat hebben we geweten. Helemaal buiten adem en drijfnat van het zweet bereikten we de bovenkant van de muur. Precies duizend treden tot aan de bovenkant, maar op de muur zelf waren er ook nog ongelooflijk veel treden. Wisten wij veel.
De muur loopt namelijk wel over de bergen en heuvels en is op sommige punten zeer stijl. Boven aangekomen hadden we de teleurstelling van de reis, er was namelijk helemaal geen uitzicht. Lage bewolking en mist beperkten ons zicht tot enkele meters maar het gaf wel een speciaal effect op de muur zelf. Al lopend en klimmend was je helemaal alleen op deze historische plek en je schrok je een ongeluk wanneer plotseling vanuit de mist een vrouw op dook gekleed in een traditioneel soldatenuniform gewapend met een lans. Het bleek één van de honderden ‘poortwachters’ te zijn die daar op de muur hun souvenirstalletje hadden staan en voor een paar yuan kon je met haar op de foto.
Na zo’n paar uur gewandeld te hebben op de muur begonnen we aan de terugweg… tenminste dat dachten we. Want waar waren we nu precies op de muur gekomen? Alles leek precies op elkaar. Tja, dat was nog even zoeken. Gelukkig kwamen we nog een paar andere reisgenoten tegen die niet zo ver hadden gelopen. Doodmoe en nat tot op ‘‘t huigje’ van het zweet arriveerden wij
weer beneden op het marktje. Noodgedwongen kochten we een paar nieuwe en dus schone sweaters met het opschrift: ‘Ik beklom de muur’.
Met de bus weer terug naar Beijing en na een voortreffelijke lunch deden we inkopen voor het thuisfront en in de middag bezochten we oude graftomben en een schitterende beeldentuin, beiden uit het tijdperk van de Ming-Dynastie. Tuinen aanleggen daar zijn ze meesters in. Op een bepaalde manier zien ze kans om de tuinen zo te ontwerpen dat je vanzelf tot rust komt.
Terug in het hotel fristen we ons even snel op om daarna te genieten van de traditionele Pekingeend. Altijd al mijn lievelingskostje geweest en ook nu werd ik niet teleurgesteld. Na het eten nog een uitgebreide avondwandeling gemaakt in de ‘woonwijken’ van de gewone Chinees. Opvallend was dat ik mij, waar ik ook was, in de stad geen moment onveilig voelde. Integendeel, we voelden ons lekker op ons gemak. Dit in schrille tegenstelling tot Moskou. Daar was de atmosfeer ik wil niet zeggen dreigend, maar toch keek je steeds achterom wanneer je voetstappen achter je hoorde. Daar hadden we hier in Beijing en later ook in Xian absoluut geen last van.
Wederom vermoeid naar bed en we verheugden ons al op het uurtje langer uitslapen morgenochtend. Als een blok vielen we in slaap.
Het leuke in deze Aziatische landen is dat je altijd, vierentwintig uur per dag op je hotelkamer een thermoskan heb staan met heet water. Dat is zeer plezierig wanneer je op de vroege ochtend even snel een kopje koffie of thee wilt zetten. Zo ook op deze morgen, genietend van de eerste slokken keek ik naar buiten en zag dat het weer een zeer warme dag zou worden. Navraag leerde me dat het voor de tijd van het jaar te warm was. Dat was dan jammer want juist omdat het normaal wat koeler zou zijn, hadden we precies in deze tijd geboekt. Maar ja het was niet anders.
Die ochtend brachten we een bezoek aan de Yong He Gong Lama-tempel. Zoals alle kloosters is deze ook zeer kleurrijk. Uitzonderlijk is echter de vermenging van verschillende stijlen: Han, Mongools en Tibetaans. In vijf achter elkaar gelegen ruimten zijn Boeddha afbeeldingen te zien. De één nog mooier dan de ander en van ongelooflijke afmetingen. Het werkelijke hoogtepunt kom je tegen in de laatste hal waar een beeld van bijna twintig meter hoogte staat, gesneden uit één stuk sandelhout. Dit klooster beslaat een behoorlijke oppervlakte en je kijkt je ogen uit aan alle pracht en praal. De versieringen en houtsnijwerken, zowel binnen als buiten, doen je soms naar adem snakken, zo mooi. We hadden bijzonder veel geluk want er wordt maar drie maal per maand een dienst gehouden door de tweehonderd inwonende monniken en juist op die ochtend was er een dienst. Geloof me het is een hele aparte ervaring om zo’n dienst bij te mogen wonen.
Nog onder de indruk slenterden wij door de gebouwen en overal waren altaren ingericht met prachtige uit hout gesneden beelden.
Sommige waren van jade gemaakt en we maakten dan ook van de gelegenheid gebruik om zelf zo’n Boeddha beeldje van jade aan te schaffen. Verder hangt er een serene Tibetaanse sfeer en de gedempte verlichting, wierooklucht, monniken zang en de kleine lichtjes die branden op Yak-boter doen je wederom even nadenken over jezelf.
In de middag bezochten we eerst de Witte Pagode die precies in het midden van het Beihai Park staat. Ook dit was een paar eeuwen geleden in bezit van een keizer, maar nu wordt het dankbaar gebruikt door het publiek om zich aangenaam in de schaduw op te houden. Precies in het midden is een grote vijver waar de kinderen dankbaar gebruik van maken om hun gehuurde modelbootjes te laten varen. Het is leuk om te zien hoe men zich hier zo gevarieerd kleed. Sommige vrouwen zijn heel westers gekleed maar dan ineens zie je een jonge vrouw heel chic in een lang tot haar enkels reikende zomerjurk, hoge hakjes, witte handschoentjes aan en een parasolletje tegen de zon zorgvuldig boven zich houdend. Een groter contrast kan haast niet.
Later op de middag stonden we midden op het Plein van de Hemelse Vrede en dat doet je best wel wat hoor, zeker als je even die beroemde foto voor ogen neemt waar die eenzame student moedig voor een tank ging staan in een poging om deze tegen te houden.
Wat het plein zo bijzonder maakt zijn de afmetingen, 550 x 880 meter. Aan elke zijde is wel een historisch gebouw; Verboden Stad, mausoleum, stads en gebouw van de justitie.
Juist op die middag was er één of andere plechtigheid op het plein geweest met name bij het grote monument wat het plein domineert. Tientallen rode vlaggen wapperden fier in de wind en jonge meisjes en jongens stonden doodstil in een uniform de wacht te houden aan weerszijden van het monument. In een rechte lijn daar tegenover stond het enorme gebouw van de Communistische Partij waar op de voorgevel een levensgroot portret van Mao opgehangen is. Wanneer je de lijn door trekt naar de andere kant van het plein kom je het mausoleum van Mao tegen. Nadat we dat ook met ons bezoek vereerd hadden liepen we nog eens over het plein en probeerden de schrille muziek welke constant uit de overal opgestelde luidsprekers kwam te negeren.
Later brachten we weer een bezoek aan een tempel, de tempel van de Hemel, zo genoemd omdat hij een prachtige blauwe koepel heeft, ook hier was het zeer schrijnend te zien hoe oude vrouwtjes de vuilnisbakken aan het afstruinen waren op zoek naar voedsel of iets van waarde.
Deze tempel was de gebedstempel van de Keizer. Drie keer per jaar kwam hij hier om te praten met de hemel. Hij ging dan op een ronde bolle steen staan in het midden van de buitenplaats. Een stukje verderop bevindt zich de zogenaamde fluistermuur. In een rondte is een hoge stenen muur gebouwd die de stemmen van de mensen in de cirkel doet weerkaatsen.
We voelden ons best een beetje opgelaten toen we later het super de luxe restaurant binnen stapten met onze verfomfaaide kleren maar er was heerlijke airco en even later konden we genieten van de Cantonesche keuken. Als oud collega kon ik het niet laten om na afloop nog even een kijkje te nemen in de moderne open keuken. De chef kok stond daar als een generaal zijn mensen te commanderen en de meest vreemde exotische dieren zwommen daar in aquaria, bakken of lagen daar kersvers te wachten op gebruik. Wat een keuken en wat een mogelijkheden om je creativiteit te botvieren, ik kreeg er haast weer zin in en terwijl ik dat gevoel snel wegduwde liepen we weer naar de bus waarna we later samen nog even een avondwandeling maakten voordat we wederom vermoeid tussen de lakens kropen.
XIAN
Op deze nieuwe dag vertrekken we naar Xian maar voordat het zover is, in de namiddag, willen we eerst nog even een bezoekje brengen aan Silkstreet. Dat is een soort Kasba-achtig straatje wat propvol staat met kleding en uiteraard veel kleding gemaakt van zijde. De route zou ons door de diplomatenwijk voeren en we besluiten te gaan lopen, louter en alleen omdat je dan gewoon veel meer ziet. En passant nemen we de route die ons meteen over de drukke winkelstraten Di’amen Dajie en Zhangzizhong Dajie leidt. In het zijdestraatje kopen we natuurlijk wat zijden overhemden en bloesjes en tot verbazing van de handelaren aldaar laten we ons niet in de luren leggen en hebben we het afdingen goed onder controle. Na de lunch, die we gebruiken in ons favoriete eettentje, gaan we terug naar het hotel om te gaan pakken. Gelukkig kunnen we een koffer achter laten zodat we maar met de helft van de bagage in een treincoupé kruipen waar je met zijn zessen in slaapt. We waren deze keer met zijn zevenen dus moest er één in de coupé naast ons gaan slapen met allemaal Chinezen. Dat vond hij helemaal niet erg, zeker niet toen er nog een knappe jongedame binnen stapte waar hij geruime tijd mee aan het kletsen was.
Het is wel leuk hoor om met zijn zessen in zo’n kleine ruimte te zitten en te slapen en zeker om te zien hoe mensen die dat nog nooit gedaan hebben daar mee omgaan. Drie bedden aan elke zijde en een open gang. Dus privacy nihil en het was ook nog eens zeer gehorig, dat belooft nog wat voor de komende nacht.
De trein vertrok om 17.00 uur precies en eigenlijk vanaf het eerste moment heb ik ademloos met mijn neus tegen het raam gedrukt naar buiten zitten en later liggen kijken. Xian ligt zo’n 1400 kilometer landinwaarts en is qua afstand te vergelijken met Den Helder naar Zuid-Spanje.
Schitterend landschap komt voorbij en regelmatig moet de trein behoorlijk klimmen en geeft je daardoor ruimschoots de gelegenheid om details in je op te nemen. Vriendelijk zwaaiend staat de bevolking van de dorpjes ons na te wuiven en je kan zien dat het merendeel van de inkomsten bestaat uit veeteelt en landbouw. Vooral dat laatste is de hoofdmoot van het bestaan en de veeteelt zullen ze er wel bij doen. Want hoofdzakelijk de ouderen hoeden de schapen en koeien op de kleine weilanden.
Zoals verwacht kwam van slapen niet veel terecht en een beetje uitgewoond arriveerden we om 08.00 uur op het station van Xian. Ook daar stond een gids met haar bordje op ons te wachten en werden we meteen naar het hotel gebracht om ons wat op te frissen en wat te rusten, toen na de lunch, meteen door naar de reden van onze trip naar Xian…, het beroemde Terra-Cotta Leger.
Wanneer je de vindplaats betreedt, die inmiddels overdekt is door een museum, maak je eerst kennis met de ontdekker van het leger, een eenvoudige boer die een aantal jaren geleden op zijn land een waterput aan het graven was. Plotseling ontdekte hij een stenen hoofd van een soldaat. Toen hij dit gezagsgetrouw meldde aan de autoriteiten was alles meteen in rep en roer. Nu zit hij aan de kassa van dit beroemde museum.
Men wist dat zo’n 800 jaar geleden, de stichter van de Ming-dynastie, Keizer Qin-Shi Huangdi nog bij zijn leven, 100 kilometer buiten de stad, een stenen leger had laten maken te samen met zijn grafheuvel. Dat leger was gelegerd rondom zijn grafheuvel en hij wilde wanneer hij begraven was dat hij omringd werd door een volledig uitgerust leger inclusief stenen paarden.
Wanneer je de ruimte betreedt wordt je de adem ontnomen, je weet niet wat je ziet. Recht voor je zijn brede gangen uitgegraven die allemaal met elkaar verbonden zijn. Af en toe zie je zogenaamde voorraadkamers en staan er soldaten op wacht.
Recht voor je staan rijen soldaten keurig in het gelid volledig bepakt en iedere soldaat heeft een ander gezicht en een andere houding. Niet één is hetzelfde. Zo heeft hij er zesduizend laten maken en toen alles gereed was werden er zorgvuldig dikke houten palen over de gangen gelegd, daarna werden er doeken overheen gedrapeerd en tenslotte werd er grond overheen gegooid en werd alles definitief begraven.
Die keizer moet een man zijn geweest die een behoorlijke eigendunk heeft gehad met aardig wat pretenties. Alleen jammer voor hem, en voor ons, is tien jaar na zijn dood het land door de Mongolen veroverd en is het begraven leger bij toeval ontdekt. Men vermoed dat één van de arbeiders de zaak verraden heeft. In ieder geval is alles tot de laatste soldaat vernietigd en in brand gestoken. Dat in brand steken heeft niet veel schade aangericht omdat alle beelden gebakken en beschildert waren. Dus hebben ze alles maar kapot geslagen.
Drie pits (opgravingen) zijn nu in gebruik waar ze maar meteen een gebouw overheen gezet hebben. Heel slim want er is nu een toeristenattractie van de bovenste plank, het is echt ongelooflijk wat een tijd en moeite men zich in die periode heeft getroost om zo iets geweldigs te maken.
Men heeft nu zo’n tweeduizend soldaten ontdekt (anno 2000)waarvan er een paar honderd heel zorgvuldig zijn gerestaureerd met behulp van de brokstukken die daar 800 jaar geleden zijn neer gevallen. Men is expres is men vooraan het leger begonnen zodat de bezoeker een goed beeld krijgt hoe immens groot het moet zijn geweest. De andere vierduizend soldaten heeft men nog niet blootgelegd maar men weet wel exact de posities waar ze zich moeten bevinden. De Keizer had namelijk bepaald dat alles zich binnen een bepaalde afstand van zijn graftombe moest bevinden en nu er één ontdekt was konden ze de rest heel eenvoudig lokaliseren.
Na dat indrukwekkende bezoek reden we terug naar Xian, vijf kilometer buiten de stad is een andere ontdekking gedaan, het dorpje Banpo is daar opgegraven. Het dorpje dateert uit het stenen tijdperk zo’n 6000 jaar geleden en ook dat is een bijzondere ervaring om daar voor een muur te staan die duizenden jaren geleden is gebouwd.
De volgende dag deden we een uitgebreide stadsexcursie. Xian is net als Beijing opgebouwd uit blokken. Hier houdt elke andere vergelijking op. Xian heeft een oude binnenstad en die fungeert daarmee ook als het hart van de stad.
Uiteraard is de oude binnenstad ommuurd en heeft vele stadspoorten. Daarbuiten heeft de stad zich in de loop der jaren uitgebreid met moderne en strakke gebouwen. In de binnenstad is daar echter niets van te merken, hier hangt nog de rustige sfeer van het oude China. Het is er rommelig, smerig en bovenal druk, erg druk. Het is een aparte ervaring om rustig met zijn tweetjes te wandelen langs een brede straat waar allemaal hele kleine bedrijfjes zitten. De vrije markt is net open en iedereen vult dat in op zijn eigen manier. Bijna op elke hoek van de straat vind je wel een ‘fietsenmaker’ die zijn ook wel nodig. Ik heb nog nooit zoveel fietsen in mijn leven gezien. De kapper zit zijn klanten te knippen aan de rand van de stoep en ook de masseur doet goede zaken.
Wanneer je links of rechts kijkt is men overal bezig. Vooral de eettentjes zijn dominant aanwezig en men is al vroeg bezig met de voorbereidingen. Regelmatig moet ik een stap opzij doen om de mensen niet in de weg te lopen. Ook hier zie je het gebeuren dat er een taxi stopt, die kosten vrijwel niets, en een kind wordt dan aangegeven vanuit de auto aan een oudere man. Opa sluit dan liefdevol het kostbare bezit in zijn armen en gaat zijn werk als ‘oppas’ doen. Iedere cent die een familie kan binnenhalen is hier belangrijk. Belangrijker nog dan bij ons. Hier gaat het echt om te overleven.
We bezochten de Confuciustempel die nu dienst doet als Provinciaal Museum. Daar wordt onder andere de geschiedenis van de ‘Zijde-route’ uitgebeeld, de Kleine en de Grote Klokkentoren van de stad en natuurlijk deden we nog een wandeling over de oude stadsmuur. Via een curiosa en antiekmarkt aanvaarden we de terugweg naar het hotel.
Na de lunch hadden we de tijd voor onszelf en zijn we de markten op gaan zoeken. Dat was ook een belevenis zeg, ongelooflijk. Op een gegeven moment troffen we een vismarkt. Daar was echt van alles te koop, van inktvis, via garnalen naar levende slakken, gekookte of gebakken eendenkoppen, gefrituurde kippenpoten en natuurlijk de kip zelf in alle soorten en maten werd ter plekke gedood en geslacht. Dat zelfde gold ook voor een heleboel vissoorten die ik overigens nog nooit gezien had. Oesters, aal (bakken vol, zo vol dat ze als potloden rechtop naar lucht stonden te happen) en zelfs gebakken hond. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien dus wat er weleens verteld wordt is dus gewoon waar.
Soms liep ik met afgrijzen over zo’n marktje heen want van hygiëne hebben ze nog nooit gehoord. Een ander ding wat mij ook is opgevallen, is dat Chinezen of over eten praten, eten aan het klaar maken zijn, bezig zijn met het eten zelf of net klaar zijn met eten. Tijdens onze wandelingen zie je overal en nergens restaurants, eethuisjes of zo maar langs de straat een paar tafeltjes staan waar ze op briketten kool of op houtskoolvuurtjes het eten voor hun te verwachten gasten klaar staan te maken. Regelmatig werd ik jolig toegeroepen met de vraag of ik niet bij hen wil komen eten maar dan wrijf ik maar met een veelzeggend gebaar over mijn buik en zucht een paar keer. Grijnzend lachen ze mij dan toe en zwaaien me na, geen haar op mijn hoofd die er maar over piekert om daar te gaan eten. Stuk voor stuk vinden ze de aandacht die je ze geeft, al kijk je ze alleen maar in de ogen en zeg ze vriendelijk gedag, prachtig en roepen ze vrolijk je het enige Engelse woordje na wat ze kennen… hello!
Tegen de avond kregen we echt een beetje trek en vlak bij het hotel liepen we langs een zo te zien chic restaurant. Nu zijn de Chinezen tovenaars in het optrekken van façades maar goed, op de stoep zat een hele rij koks en bedienend personeel rustig een sigaretje te roken. Zo te zien stond de bedrijfsleider er bij en toen hij mij aan keek gebaarde ik of we bij hem konden dineren.
Bereidwillig knikte hij van ja en binnen twee seconden was iedereen in rep en roer en een beetje beduusd werden we door verschillende mensen van het bedienend personeel naar binnen geleid en daar bleken alle tafels een ruïne te zijn. Men had blijkbaar net zelf gegeten en alsof door een onzichtbare hand geleid werden alle tafels binnen enkele seconden opnieuw gedekt, de airco werd iets hoger gezet en heel gedienstig hielpen ze ons naar een tafel precies midden in de zaak. Daar zaten we dan… helemaal in ons uppie, niemand zat te eten, we waren de enige gasten dus ik kon niets aanwijzen op de andere tafels.
Onderwijl was er een paar maal geroepen naar iemand, een jongeman stak zijn hoofd door het raam … zag ons en was meteen weer weg. Zijn baas riep iets op boze toon en binnen drie seconden stond hij aan onze tafel terwijl zijn collega’s verwachtingsvol naar hem keken.
Hij begon omstandig, met zijn rug naar zijn collega’s, tegen ons te praten… maar wel in het Chinees en aan het eind van iedere zin eindigde hij met een luid ‘yes’. Onderwijl begon hij de tafel te herschikken en toen ik aan hem een biertje en een flesje mineraalwater vroeg keek hij me niet begrijpend aan. Ik stond op pakte zijn arm en samen liepen we naar de bar. Ik dook er achter pakte een flesje bier en water en plotseling begon hij te glimmen van plezier. Al buigend werd ik terug geleid naar mijn tafel en even later werd het gevraagde gebracht. Heerlijk.
Maar toen kwam de menukaart, gelukkig was hij heel uitgebreid alleen er was één probleem, hij was opgesteld in het Chinees. En dat was nu niet één van mijn sterkste kanten, sterker nog ik begrijp er niets van. Wat nu? Non verbale communicatie bracht me ook al niet veel verder totdat onze kelner met een boekje aan tafel kwam. Het was zijn beduimelde studieboekje Engels voor beginners. Dankbaar zocht ik het woordje kip, rijst en groenten op en toen ik dat had aangewezen klaarde zijn gezicht en ook dat van al het andere personeel op. Geregeld….
Na een poosje zag ik een grote opgemaakte schaal onze kant opkomen, we waren nog steeds de enige gasten, en verwachtingsvol keken we op de schaal. Met een grijns wenste ik mijn vrouw een eet smakelijk en gebaarde met een frons naar de kelner dat dit niet was wat we bedoelden. Op de schaal lag inderdaad een kip keurig in plakken gesneden en netjes opgemaakt met een garnituurtje. Alleen hij was rauw. Hij ‘af’ met de schotel en even later stak de chef-kok zijn hoofd uit de keukendeur en hield een lange spies in zijn hand waaraan een gebraden kip zat en toen ik daarop mijn beide duimen omhoog stak verdween zijn hoofd met een grimas weer in de keuken.
Uiteindelijk hebben we dan toch nog goed gegeten, alhoewel zoals altijd men schik had over de manier waarop wij met stokjes aten en was het gezicht van onze jonge kelner toch nog gered. Want die had natuurlijk bij zijn collega’s flink lopen doen dat hij wel Engels sprak. Toen ik dan ook na afloop de zaak verliet, onverwacht mijn hoofd om de keukendeur stak en de kok bedankte, werden we door iedereen uitgeleide gedaan naar de deur.
De volgende dag bezochten we onder andere een Jadebewerkingsfabriek. Met heel veel vakmanschap worden daar de meest prachtige dingen uitgesneden. Werkelijke kunstenaars.
Ook bezochten we nog de Grote Witte Ganzen Pagode, De grote Moskee, die nog volop in gebruik is en daarna hadden we de avond weer vrij om eens lekker te luieren. Morgen gaan we terug naar Beijing om een dag later door te vliegen naar Amsterdam.
Toen de dag dan ook aanbrak hebben we eerst heerlijk de ochtend in een park doorgebracht en na de lunch hebben we onze bagage maar weer eens bij elkaar gezocht. Ik moet zeggen nu we zo’n vier weken uit de koffer hebben geleefd, kan ik achteraf toch wel zeggen dat mij dat best mee gevallen is. Niets te veel, niets te weinig en alles makkelijk te vinden.
En we doen het nog voor de eerste keer ook, op deze manier reizen wel te verstaan.
Op de terugreis naar Beijing heb ik slechts twee uur geslapen hoofdzakelijk door dat ik vanuit mijn bed constant naar buiten lag te kijken. Ik wilde gewoon niets missen van het landschap, prachtige bergen met veel terrasvorming, landbouw op de klassieke manier en hier en daar nog mijnbouw maar ook dat gaat er nog heel ouderwets aan toe. Alles is nog handwerk.
Na aankomst in Beijing snel even gedoucht en dan een bezoekje brengen aan Underground City. Pas deze week hoorden wij van het bestaan, dus nieuwsgierig als we waren, er op af. Het bleek maar vijftien minuten lopen van ons hotel te zijn dus snel op pad. Het was een groot ondergronds bunkercomplex wat in tijd van een atoomoorlog een paar duizend mensen kan herbergen. Inmiddels is het helemaal verouderd, zijn er hele gedeelten afgesloten en is de rest opengesteld voor het publiek. Doordat het er zo vochtig en koel is worden er zijderupsen gekweekt en er is dan ook een zijdespinnerij. Daar aangekomen kregen we behalve de rondleiding ook nog de gelegenheid om wat zijde kleding aan te schaffen. Al met al was het interessant om te zien hoe dat hele proces in zijn werk gaat.
In de avond hebben we met een paar reisgenoten een afscheidsdiner gehouden in ons favoriete eettentje en toen vroeg naar bed.
De volgende morgen vroeg op, koffers gepakt en om elf uur vlogen we met een 747/400 van de KLM de lucht in. Wat een sensatie, dit is duidelijk iets anders dan varen met je schip. Het leek wel of je gelanceerd werd. Ik heb weer met verbazing zitten kijken hoe zo’n groot en zwaar vliegtuig zo makkelijk de lucht in kan. En dan non-stop naar Amsterdam.
De maximale hoogte was elf kilometer en met een snelheid van 800 kilometer per uur was de max. temperatuur -61°, ongelooflijk toch? Zowel op de heen- als terugreis hebben we prachtig helder weer gehad en zaten we bovendien bij het raam. We konden het ons eigenlijk niet beter wensen.
Precies negen uur later en correct op tijd landen we op Schiphol en met de Schipholtaxi, wat overigens een prima regeling is, kwamen we vermoeid maar voldaan weer thuis.
Nu maanden later zijn we nog steeds bezig met het verwerken van alle indrukken die we opgedaan hebben. Eigenlijk was het veel te veel. Maar ja wat wil je….
Het was in ieder geval een onvergetelijke reis en ik kan hem iedereen aanraden.
DJ